Een paar maanden terug bestelde ik het boek ‘pocket neighborhoods’ van de Amerikaanse architect Ross Chapin. Ik was zijn ideeën al meerdere keren tegengekomen online, en werd er behoorlijk enthousiast van. In zijn visie komen heel veel dingen samen die al lange tijd aan het broeien zijn in mijn hoofd en hart. Het geeft vorm aan een diepe wens die ik heb, en met mij vele anderen.
Onze huizen en buurten zijn gebouwd op winst en verkeer. Niet op gemeenschap, gezondheid en woonplezier. We kopen een huis zo groot als we kunnen betalen, met het oog op dat huis op een gegeven moment weer door te verkopen. Liefst met winst natuurlijk, zoveel mogelijk winst. Onze straten en wijken zijn gebouwd rond autoverkeer. Zodat we makkelijk in de auto kunnen stappen naar om naar dat kantoor, minstens een uur rijden verderop, te komen. Waar we de hele dag hard werken zodat we meer spullen kunnen kopen om grotere huizen mee te vullen. We hebben bijna geen keus om anders te wonen en leven, het wordt door beperkende regelgeving en beperkte financieringsmogelijkheden behoorlijk moeilijk gemaakt als je van de gebaande paden af wilt gaan. Om een eenvoudig en bewust leven te leiden en een huisje te kiezen dat daarbij hoort. Bescheiden, ecologisch gebouwd, gezond, met volop natuur om je heen, rust en ruimte, in een buurt gericht op een gezonde balans tussen privacy en contact, misschien zelfs wel met mensen die een beetje op een lijn zitten. Dat is geen nieuwe wens, die hebben mensen al jaren. Kijk maar eens naar dit filmpje van de Tilburgse Henk Kuipers, die ik vorige week zaterdag tijdens een informatiebijeenkomst van de Kennismakerij zag:
Komt verdacht bekend voor he, dat verhaal! Wat een prachtig mens, die Henk. En wat een droevig verhaal ook eigenlijk. Maar goed, terug naar pocket neighborhoods. Man, wat wordt ik hier enthousiast van! Dit is zoals ik wil wonen. En als ik dat zo graag wil, dan zijn er vast meer die dat willen. Sterker nog, ik blijf maar signalen oppikken van mensen die snakken naar kleine, hechte gemeenschappen gericht op contact met elkaar. In de natuur. En misschien is het een beetje een gevalletje van: als je een auto gaat kopen en je hebt een model en kleur in gedachten, dan zie je die ineens overal opduiken, maar ik denk dat er hier meer aan de hand is. De samenleving is in toenemende mate individualistisch geworden. We hebben meer en meer mensen die alleen wonen. Vereenzaming is het gevolg. We worden gestimuleerd met z’n allen hutje mutje in de stad te gaan wonen terwijl dat voor veel mensen tegennatuurlijk is.
Ik geloof er heilig in dat bepaalde waarden en behoeften in onze genen verankerd zitten. Een daarvan is een behoefte aan contact met elkaar. Echt contact, bijvoorbeeld je buren kennen en op ze kunnen bouwen wanneer je dat nodig hebt. Dat je ze makkelijk op kunt zoeken wanneer je daar behoefte aan hebt, maar ook lekker op jezelf kunt zijn. Een plek met geborgenheid, veiligheid, beschutting. Op kleine schaal maar met genoeg buitenruimte, behapbaar. De manier waarop onze wijken en buurten nu opgezet zijn, is volledig gericht op autoverkeer en bestaand uit zielloze eenheidsworsten van rijtjeswoningen gebouwd met het oog op maximale winst. Dat voldoet niet.
Enter: pocket neighborhoods. Wat kenmerkt dit verschijnsel nu? Het zijn kleine buurtjes, maximaal 12 tot 15 huizen. Meer dan dat en je raakt het effect van gemeenschap kwijt door sub-groepsvorming. Tot 15 huizen en je kunt elkaar echt leren kennen. De huizen liggen rondom een gezamenlijk beheerde groene ruimte (tuin). Ieder huis heeft een veranda, gericht op de gezamenlijke groene ruimte, en ook heeft ieder huis een stuk eigen tuin. Er is geen ruimte voor auto’s, die worden buiten het buurtje gehouden. De hele buurt ligt een beetje afgeschermd van de omgeving, met maar een of twee toegangspoorten. Denk aan de hofjes, dat idee. Die veranda’s, die hebben me altijd al enorm aangesproken. Ze nodigen uit tot gezelligheid! Ze stralen gemoedelijkheid uit. Ze zijn een must wat mij betreft.
Er is dus een duidelijke scheiding tussen de openbare ruimte en een semi-publieke gezamenlijke tuin, de semi-prive veranda en de privé binnenruimte, welke samenhang en veiligheid bieden. Wanneer iemand de binnentuin inloopt wordt hij/zij snel herkent als buur of gast.
Ik pleit natuurlijk voor zo’n pocket neighborhood met Tiny Houses, gecombineerd met small houses. Kleine huisjes toevoegen in een wijk zorgt voor een bredere variatie in woonmogelijkheden, wat tot een gezonde mix van leeftijden, inkomens en huishoudens in diverse groottes leid. En dat is belangrijk denk ik. Wanneer je kleine huisjes bouwt, selecteer de doelgroep zich vanzelf. Mensen met een ‘bigger is better’ focus gaan niet op zoek naar kleine huisjes. Mensen die kleine huisjes kopen voelen zich aangetrokken tot eenvoud. Ze houden er van om klein te wonen, waar alles binnen bereik ligt en ze niet veel tijd kwijt zijn aan schoonmaken en onderhoud. Huisjes die alleen maar klein zijn, dat is niet voldoende, ze moeten ook werken in hun omgeving. Het hele plaatje moet kloppen, goed passen, zowel in vorm als functie. Kwaliteit en vormgeving is daarnaast belangrijk: klein betekent niet per definitie ‘goedkoop’.
Ross Chapin beweert dat bepaalde patronen die gemeenschapsvorming stimuleren tijdloos zijn, evenals onze emotionele reacties op deze kenmerken. Ik geloof daar wel in. Projectontwikkeling op het gebied van wonen moet gericht worden op gemeenschapsvorming in plaats van winstbejag en autoverkeer. Het gaat om meer dan het bouwen van huizen. Onlangs was er een Symposium over klein wonen in Almere, waar ik een kleine presentatie mocht houden namens Tiny House Nederland. Ik verwees in die presentatie naar het begrip ‘pocket neighborhoods’. Wethouder Tjeerd Herrema hield ook een toespraak en tot mijn blijdschap benoemde hij het belang van betaalbaarheid en het faciliteren van particuliere initiatieven. Daarnaast kwam hij met de term ‘postzegelbuurtje’, wat mij betreft een prachtige Nederlandse term voor pocket neighborhoods. Ik was er al over aan het peinzen wat een goede vertaling zou zijn, dankjewel Tjeerd!
Doe mij alsjeblieft maar een klein huisje in zo’n wonderschoon postzegelbuurtje. Waar jong en oud woont en ik mijn buren ken, met uitzicht op veel groen en een fijne veranda waarvandaan ik makkelijk contact kan leggen met mijn omwonenden. Ze kan groeten wanneer ze uit hun werk komen terwijl ik lekker met een boek en een kop thee op die veranda zit. En als ik er zin in heb ga ik even in de gemeenschappelijke tuin werken. Wie weet sluit mijn buurvrouw aan en voor je het weet hebben we besloten dat we lekker samen gaan eten, iedereen draagt wat bij en we zetten een grote tafel neer. De kinderen van het gezin aan de overkant kunnen rustig spelen want er is altijd wel iemand die een oogje in het zeil houd als dat gevraagd wordt, en om verkeer hoeven ze zich geen zorgen te maken. Als de oudere buurman van een paar huizen verderop ziek in bed ligt, breng ik hem een kopje soep. Is dit een idealistisch plaatje? Natuurlijk wel. Feit is dat een hechte community vormen tijd en energie kost en lang niet altijd makkelijk is. Maar we hebben er diep in ons hart wel behoefte aan, en feit is ook dat de buurten zoals ze nu opgezet zijn totaal niet gericht zijn op het vormen van een gemeenschap.
Ik zeg: het tijdperk van het postzegelbuurtje is aangebroken! Dat zie je terug in diverse initiatieven. De opkomst van de ecodorpen bijvoorbeeld. Of de Knarrenhof, Erfdelen, het Oererf, het Krabbenhofje, Arneco, noem maar op. Ik hoop dat deze prachtige initiatieven de ruimte krijgen. Het zijn pioniers, ze maken de weg vrij voor anderen en kunnen alle steun goed gebruiken. En mijn postzegelbuurtje? Oh die komt er ook wel hoor, vlak mij nog niet uit. Ik heb nog wel wat ijzers in het vuur liggen. Maar hoe, wat en waar? Dat zal de tijd leren ????
Elena zegt
Ja jaaaa! Dit is wat ik voor ogen heb. Je hebt woorden gegeven aan de beelden in mijn hoofd! Geweldig. Nu kan ik me er verder in verdiepen. Bedankt!
Marjoleininhetklein zegt
Graag gedaan Elena! :)